Skip to main content

Friesch Dagblad 13 maart 1954 - Sneinspetiele

 

Sneinspetiele

 

 

Voorheen met Schoone dreeven (I)

 

14 stinsen?
Van de alleroudste geschiedenis van Garijp is niet al te veel bekend. Het zal evenals het zandeiland van Bergum tot Veenwouden al heel vroeg zijn bewoond. De weide, de heide, het water en de bossen in de omtrek boden voor de primitieve bewoners van die tijd genoeg om van te leven. De oude beschrijvingen vermelden, dat er eertijds 14 stinsen zijn geweest, maar de oude glorie van de adel is vergaan en er is slechts nog de herinnering van een enkele heerlijke state over. Stins GarypDe schrijver van het boekje "Wandelingen door een gedeelte van Friesland" noemt er nog elf: Albada, Douma, Galama, Kinnema, Sixma, Voocklama, Wiarda, Amama, Kroetsma, Galchehiem, Solcama. Van de overige 3 zijn zelfs de namen vergeten, voegt hij er aan toe. Schotanus vermeldt er in 1622 nog 3: Solckemastins, Scroetsma-stins en Galkehiem. Solckema kreeg later de naam Hoogstins en Galkehiem werd in Binnenrust herdoopt.
Het laatste is thans een boerderij met die nieuwe vreedzame naam halverwege Suameer-Garijp, terwijl ook de naam Hoogstins aan dezelfde weg, maar veel dichter bij Garijp nog wel bekend is. Scroetsma kon ik op geen kaart meer vinden, hoewel juist dit geslacht nog al voornaam schijnt geweest te zijn. Zo was Foeke of Feike Scroetsma van 1528-1531 grietman van Tietjerksteradeel, terwijl in 1482 Jowta Scroetsma de post bekleedde. Hij zegelde onder meer een contract met het Bergumer klooster over het onderhoud van de Bergumerdam.
Ik vrees, dat de Garijpsters wat al te royaal met hun stinsen zijn geweest, in die zin, dat ze een flinke boerderij soms al die naam gaven of een bezitting van een edele heer, die elders woonde. Veertien is wel wat veel voor één dorp en het bezwaar klemt te meer, omdat er over de 14 "kastelen" vrijwel niets te vinden is.


Het Klooster
Maar niemand zal ontstrijden, dat Garijp een klooster heeft gehad, al lag het dan ongeveer een half uur van het dorp verwijderd en was de omgeving, evenals Anygum bij Berlikum voorheen, een zelfstandig dorp Siegerswolde. Dit Siegerswolde was echter om de een of andere reden ontvolkt. De kerk was tegen het laatst van de 15de eeuw een ruïne, het dak geheel ingestort. Alleen de muren stonden nog overeind. Toen kreeg dit verlaten oord bezoek van 5 gevluchte zusterkens uit Hoorn. In Holland waren tijdens de minderjarigheid van Philips de Schone de oude twisten nog weer eens hoog opgelaaid en ook Hoorn nam aan de woelingen deel. De stadhouder van de jonge graaf nam in 1482 de vrijheidlievende stad aan de Zuiderzee stormenderhand in "ende wat den Hoecksen naem hat, dat werdt al dootgeslagen". De stad werd "heel ende al gespoliëert". Een deel van de buit werd naar Delft vervoerd, maar de rovers deden dit zo haastig, dat zij b.v. de bedden oprolden en meesleepten, zonder er zich om te bekommern, of er nog kinderen in lagen. In Delft "vant men in die bedden twee kynder doot. Ende dit was tot meer plaetsen, datter tot XII zijnder aldus in den bedden doot gevonden werden, omdat die bedden mitter haest overeengewonden ende toegeslagen worden van den ruteren, eer men die kynder daerin sach leggen slapen, omdattet vroech was, God betert; ende worden haestelic nae die scepen gedragen".
In Hoorn stond nu ook een vrouwenklooster, Bethlehem, en "vijff witte susters", zegt Worp, namen de vlucht naar Friesland. Waarschijnlijk vergiste hij zich in de orde, want het klooster behoorde aan de Regularissen en niet aan de witte zusters. Deze vijf nonnekes zochten een schuilplaats aan de overzijde van de Zuiderzee, waar het echter ook allesbehalve rustig was. Al trekkende kwamen ze bij Garijp en in de omtrek, speurende naar een plaats, waar zij konden wonen en werken, ontdekten zij- het vervallen kerkje van Siegerswolde.

"Tegen de muuren maakten de gemelde zusters een kerkje van sparren en riet, daar ze dan voor eerst onder dak waren. Verscheidene vroome luiden, door 't goede leeven en de strengheit van die Zusters getroffen, beweezen haar hunne mildadigheit: zoodat de Zusters de handen nu ruimer hebbende, de kerk begosten schoon te maken en het dak op te timmeren. En nadat ze de toestemming van het gansche land en die van de Utrechtsche Bisscop David van Borgonje bekomen hadden, hebben ze een klooster begonnen te bouwen."

Zo verhaalt de kroniekschrijver. En een ander voegt er aan toe, dat de zusterkens een voorbeeld waren voor vele geestelijken en kloosterlingen in Friesland om hun ijver en voorbeeldig gedrag, daar de tucht in tal van kloosters in die dagen zeer verslapt was. Geen wonder dan ook, dat verschillende mensen de zusters in hun laatste wilsbeschikking bedachten.

Zo lezen wij van een legaat van veertien mad maden, de Gherren geheten, die het klooster werd toegeschikt door Thyedze, dochter van Wopke te Oudega en vrouw van Rinnert. En in 1532 kregen de nonnen al weer 14 mad maden gelegen onder Suameer bij de Koekoeksboom. Deze keer was de schenkster een Sjouck van Camminga.


Het klooster verdwijnt
In 1580 werden de kloosters in Friesland opgeheven en ook de nonnen moesten Siegerswolde verlaten. Zij kregen, voorzover ze niet met hun tijd meegingen, door het geestelijk gewaad af te leggen, een levenslange ondersteuning. Kaart 300 jaar geledenZo werd er met de voogden van het Antonie-gasthuis te Leeuwarden een overeenkomst gesloten door de Gedeputeerden over het onderhoud van twee "miserabele persoonen" uit het klooster Siegerswolde. Het gasthuis zou de ongelukkigen verder verzorgen en de onkosten kwamen ten laste van de goederen van het klooster. De laatste gewezen non, die onderstand genoot, overleed in 1637.
Toen bestond het klooster al lang niet meer. De Regering had opdracht gegeven om het te vernietigen. En dat niet, zoals wel wordt beweerd uit fanatieke godsdienstijver, maar die lege Kloosters leverden een groot gevaar op. Ze waren sterk gebouwd en heel dikwijls kwam het voor, ook in de Roomse tijden, dat een klooster gebruikt werd als een basis in de strijd. Het Oosten van Friesland lag nog open en meermalen deden de Spaanse benden van de Ommelanden uit een inval in ons gewest en dan zouden Siegerswolde, Bergum of Smallenee hun tot een sterkte kunnen dienen. Daarom worden die drie kloosters juist met name genoemd, dat ze zo spoedig mogelijk gespoliëert moeten worden, Aanvankelijk probeerde de gewestelijke regering de bevolking hiervoor te gebruiken, door te bepalen, dat ieder vrij materialen mocht weghalen. Maar dit was niet voldoende. Was het nog eerbied voor de nonnen, die er gewoond hadden of haalde men alleen, wat men direct kon gebruiken, zodat de sloping absoluut onvoldoende was? Ik weet het niet. maar in elk geval, de stadhouder, Graaf de Merode, de voorganger van Us Heit, nam krasser maatregelen en bepaalde, dat de drie kloosters dan maar verbrand moesten worden. En dat geschiedde in liet jaar 1583. Ook nu zullen er nog wel resten zijn blijven staan, zodat er in 1652 volgens een mededeling nog een ruïne te zien was, maar ook die is langzamerhand verdwenen.
In 1830 meldde Teyema dat er toen twee woningen stonden en een zeer oneffen stuk land, dat nog het Kerkhof wordt geheten.
Nu is de herinnering vrijwel geheel verdwenen of is misschien de benaming "zusterweg", die oudtijds voorkwam, nog in gebruik?
Een deel van het kloosterbezit kwam ten profijte van de kerk en pastorie van Garijp.


De eerste tijd na de Reformatie
Het klooster verdwenen, geen ijverige en vrome nonnen meer te Siegerswolde. Het Evangelie zou nu ook te Garijp in reformatorische zin worden gepredikt. Wanneer de eerste dominee er de kansel heeft beklommen, weet ik niet, maar zijn naam is bekend: Haye Watzes. Hij kreeg in 1602 emeritaat wegens ouderdom en hardhorigheid. Aanvankelijk waren Garijp, Suameer en Eernewoude gecombineerd, wat de Dienst des Woords betreft, zoals het in kerkelijke termen heet. Ze hadden met zijn drieën één dominee. Maar Suameer was nog al eens onwillig in dit driespan. In 1619 was het mis en toen werd bij een statenresolutie bepaald, dat Suameer dan maar bij Oostermeer en Eestrum moest. De dominee van Garijp kreeg het gemakkelijker dus, maar daarvoor moest hij dan 50 guldens van zijn tractement laten vallen en die kwamen aan zijn collega, die nu drie dorpen kreeg te verzorgen. In 1637 werd de oude toestand hersteld, maar toen er in 1642 een nieuwe dominee moest worden beroepen, waren Eernewoude en Garijp het eens, maar Suameer "stiek wêr de hoarnen yn'e wâl". Dan maar weer bij Oostermeer, maar 5 jaar later werd voor de derde maal de oude combinatie ingesteld en zo is het gebleven tot in de 19de eeuw. Eerst in 1852 kreeg Eernewoude een eigen herder en in 1870 had ook de scheiding tussen Garijp en Suameer plaats.
De opvolger van de oude en dove Haye Watzes was Gellius Sixti. Verder noem ik uit die allereerste tijd nog Harm Pieters van Drogeham, die zich Petrus Drogeham noemde en die de gelovigen verkwikte met een vers over Sions tempelvreugd.
De drie dorpen zijn door drie geslachten gediend. Van 1657-1679 stond te Garijp (daar was de pastorie) Allardus Staphorstius. Zijn zoon Johannes Staphorstius volgde hem op en diende de drie kerken van 1679-1696. Hij is verdronken. Of dit te Garijp of omgeving is gebeurd, vond ik niet opgetekend. Het is wel voor de hand liggend, want de dominee ging meestal met een bootje of een schip naar Eernewoude. En dan wordt, nadat er een of meer herders niet een andere naam zijn geweest, in 1717 beroepen Ds. Nicolaas Staphortius, de zoon van de verdronken Johannes. Deze Nicolaas was ook te Garijp geboren.
Van 1745-1779 stond Ds. Everhardus Penninga te Garijp. Hij heeft zich nog al eens stinkende gemaakt bij de "rekkellijken", die niets van de strenge prediking moesten hebben. De "verlichting" was toen al aan het woord en feitelijk waren er altijd velen geweest, vooral in de hogere kringen, die van de strengere opvattingen en de verkondiging van der mensen absolute onmacht niet veel moesten hebben. Ds. Penninga heeft in Oudkerk, waar hij 'n vacaturebeurt vervulde, daar nog al het een en ander van gezegd, wat hem een strenge bestraffing bezorgde. Bij Oudkerk hoop ik daar wel op terug te komen. Dr. Wumkes heeft er voor gezorgd, dat het gedeelte van zijn preek, dat zulk een aanstoot gaf, is bewaard.

In de 19de eeuw heeft Garijp echter ook predikanten gehad, die, toen de fijnenhaat al even groot was of nog feller, pal stonden voor de oude waarheid. Over hen echter in een volgend artikeltje.

 

Resolutie van de Gedeputeerde Staten van 21 Juni 1602
Gedeputeerde Staten gelasten de inwoonders van Eernewoude, Garijp en Suameer, gehoirt 't rapport van de Here Sappema, omme binnen ses weecken na dato van deesen te procedeeren tot electie van een ander bequaem ende vroom dienaer, die gehouden sal weesen vuytte incomsten van Eernewolde voors. pastorielanden aen de tegenwoordige predicant, met name Haye Watses, die vermits syn ouderdom ende hardthoricheyt an syn dienst ontslagen wordt, alle iaeren vuyt te keeren d'summa van vijff ende twintich caroli gulden beneffens seeckere hundert dalers, die de voors. Haye tot syn onderhoudt van de landtscappe toegelecht worde, mits dat d'resteerende opcomsten der pastoerielanden soewel van Eernewolde voors. als de andere twee dorpen, vvoorts geemployeert sullen worden tot onderhoudt an dengenen, die de voors. Haye plaetse beroupen sal worden omme de dienst Godes aldaer te betreden.

 

totop

 

Friesch Dagblad 20 maart 1954 - Sneinspetiele

 

Sneinspetiele

 

Voorheen met Schoone dreeven (II)

Reveilpredikanten
Ruim 100 jaar geleden was het aantal rechtzinnige predikanten in Friesland zeer gering. In tal van streken, die nu uitgesproken orthodox zijn, stonden toen dominee's van de Groninger of de moderne richting. Ik denk b.v. aan de Zuidwesthoek van onze provincie. En denk maar eens aan dorpen als Tzum, Oosterend, Nijland, Spannum, Berlikum, Minnertsga, Menaldum en zo vele andere.
Garijp maakt in dit opzicht met Oostermeer en misschien een enkele andere gemeente een uitzondering. Daar hebben voorzover ik kon nagaan heel de vorige eeuw mannen gestaan, die het Evangelie naar de Schriften verkondigden. Zo werden Eernewoude,Suameer en Garijp van 1926-'35 bediend door Ds.Cornelis Witteveen, geboren te Lemmer, een man, die uit wijde omtrek een grote toeloop had. Hij is later te Oosthem geweest, ook zulk een uitgesproken rechtzinnig "eiland". In 1830 verscheen van zijn hand een boekje: Wat zal ik geloven? Verder gaf hij "Bijbeloefeningen" uit, die in geheel Friesland graag gelezen werden, omdat de Schrift daarin op populaire wijze werd verklaard. Zijn zoon Hermannus Willem Witteveen heeft later naam gemaakt als de stichter van de zendingsgemeente te Ermelo, toen hij door het Provinciaal Kerkbestuur van Gelderland uit zijn ambt werd ontzet wegens het toepassen van censuur.
De opvolger van Witteveen te Garijp was ds.Theunis v.Berkum, die er van 1828-'35 stond en toen ook naar Oosthem vertrok. Hij preekte in Eernewoude zijn afscheid over Handel. 20 : 38b: En zij leidden hem naar het schip. "Hy plichte, der nammentlik hinne to gean mei in boeijer en nei tsjerktiid teach altiten in hiele kliber folk mei dûmny op it boat ta" (Dr. Wumkes).
In Suameer werkte hij veel samen met de verver T.H.Uitterdijk, die later met de Afscheiding meeging. Hij is predikant geworden bij de Afgescheidenen te Joure.
Wie meer van Ds.van Berkum wil weten, die leze maar eens het hoofdstuk over hem in "It Frysk Réveil" van Dr. Wumkes. We kennen toch allemaal dat boek?
Abraham Weremeüs Buning volgde Ds. van Berkum op, alweer zo'n figuur, die met zijn broer Arnold te Oostermeer (later te Anjum) trouw bleef aan de "oude leer". Hij is van Garijp naar Ee gegaan waar hij Ds. de Haan opvolgde, die met de Afscheiding meeging.
Verder noem ik nog Ds.Sypkens, die van 1841-1847 te Garijp stond en later te Scharnegoutum en Hylaard, een van de voormannen van de "Vrienden der Waarheid", die dikwijls voorging in de jaarlijkse bidstonden voor de toestand in de kerk, die gehouden werden in de grote zaal van De Koe aan het Zaailand, onder presidium van Ds. Felix.

 

De Doleantie en daarna
Het jaar 1887 bracht ook in Garijp kerkelijke beroering. In 1878 was er als predikant gekomen Ds. J. Wisse, Garijp was toen reeds van Eernewoude gescheiden. Ds.P. van Herwaarden was de eerste herder, die Garijp alleen had te verzorgen. Zijn naam komt voor in de annalen van de Christelijke school te Garijp. Ds.Wisse ging met heel de kerkeraad en verreweg het grootste deel van de gemeente met de Doleantie mee. Dit gaf aanleiding tot grote bewogenheid. De ringpredikanten vonden de toegang tot de kansel gesloten. Ds.Wisse zat 's morgens acht uur reeds op "zijn post" en de kerkeraad eveneens, terwijl de kerk dan stampvol was, ook uit de omgeving. Tijdelijk werden de diensten van de ringpredikanten gehouden voor een klein groepje in de Openbare school. Er volgden processen en zelfs huiszoekingen en tenslotte verloor de kerkeraad dit geding en moest men overgaan tot de bouw van een eigen kerk. Opmerkelijk is dat in de gevel van de Gereformeerde kerk nog steeds staat: Noodkerk, al is het een hecht stenen gebouw. Hereniging met de broeders, van wie men gescheiden leefde en leeft, bleef het ideaal.
Ds. Wisse is in Garijp gebleven tot zijn emeritaat in 1902. Hij overleed in 1904 en ligt in Garijp begraven, waar hij 25 jaar, eerst in de Hervormde en toen in de Gereformeerde Kerk heeft gestaan.
De Gereformeerde Kerk is dus een echte Doleantiegemeente. Afgescheidenen woonden er voorheen zeer weinig. Zij kerkten in Oudega. Dit is mee te verklaren, doordat in Garijp steeds rechtzinnige predikanten stonden ook toen elders bijna overal het kerkelijk liberalisme heerste.
De opvolger van Ds.Wisse was Ds. J.C. Rullmann, later doctor honoris causa wegens zijn verdiensten op kerkhistorisch gebied. Zijn drie boeken "De Afscheiding", "De strijd voor Kerkherstel" en "De Doleantie", werden veel gelezen, terwijl hij ook een kraan was op bibliografisch gebied. Zeer lang nl. 28 jaar, is de Gereformeerde Kerk verzorgd door Ds. K. Minnema, bij wiens onderwijs een groot deel van de Gereformeerde Garijpsters van thans is groot gebracht en die, naar mij werd meege- deeld, een stempel op de gemeente heeft gedrukt. Hij overleed in 1939. Ds. Reeskamp, Ds. van Harmelen en Ds. A. Keyser stonden er slechts enkele jaren. Ds.Reeskamp heeft er precies de oorlogsjaren leiding gegeven en niet alleen op kerkelijk gebied. Voor het verzet had men iets aan hem.
Thans staat Ds. B.Smilde er en zorgt voor de 1242 zielen, terwijl hij tevens een man is van zang en snarenspel. Zijn muzikale werken genieten bekendheid in heel ons gewest en het mag als bekend worden verondersteld, dat de muziek van het Bonifatiusspel, dat gedicht is door Fedde Schurer en dat dit jaar zal worden opgevoerd, van deze Garijpster dominee is.
In de Hervormde Kerk hebben na het heengaan van Ds.Wisse ook verscheidene predikanten gestaan. De gemeente bleef na de scheiding uitgesproken orthodox en zo werd in twee kerken het Evangelie van de genade in Christus elke Zondag verkondigd. Ik noem hier - misschien is de volgorde niet geheel juist - Ds. H.IJsebrands, Ds.Moolhuizen, Ds.Jonker, Ds. De Jager en Ds. de Loos. Op het ogenblik wordt de Hervormde Kerk van Garijp, die ongeveer 600 zielen telt, verzorgd door Ds.G. van der Meulen. Wanneer hij met zijn collega van de Gereformeerde Kerk contact heeft is dat zeer zeker in de "memmetael". Dat heb ik wel gemerkt.

 

De Christelijke school
Er is maar één school te Garijp. De openbare school is een 25 jaar geleden opgeheven. De enkele kinderen, die er nog gebruik van maakten, bezochten nadien de school te Suameer. De verdeeldheid op kerkelijk gebied bracht ook zijn moeilijkheden wel mee op schoolgebied, maar heeft gelukkig niet tot splitsing geleid. Men heeft thans te Garijp één bloeiende Christelijke school, met een "gemengd" bestuur en personeel. Een tijdlang zaten er in dat bestuur zelfs een afgevaardigde uit elk der beide kerkeraden, maar die bepaling is later geschrapt.
Die Christelijke school in Garijp is een van de alleroudste van ons gewest,als ik het wel heb de achtste in de rij. Men wist in Garijp van aanpakken. Hoe vaak gebeurde het niet, dat er wel een schoolvereniging werd opgericht, maar dat het nog jaren duurde voor er spijkers met koppen werden geslagen. De 25ste April 1864 sprak te Garijp de heer G. van Emmerik, de agent van "Christelijk Nationaal", over Psalm 103 : 14-22 en terstond ging men over tot de oprichting van een hulpvereniging. Tot bestuursleden werden gekozen A. H. Kooistra,voorzitter, W.H.Wiebenga,vicevoorzitter, H. R.Walda,secretaris, Jan Binnes Wymenga, penningmeester en P. J. Bosma, tweede penningmeester. De eerste inzameling leverde het voordie tijd geweldige bedrag van f 2300 op. Mej.Tjitske Jan Hoogstins stelde de "Halbe Kamp", een flink stuk bouwterrein, beschikbaar en de timmerman van Garijp J. Kroes bouwde voor f 2675 een school en onderwijzerswoning. Tot hoofd werd "beroepen" de heer H.van Dehn op een salaris van f 600 's jaars en vrij wonen en op 12 Oct., een half jaar na de rede van de heer Van Emmerik. kon de school worden geopend. Ds. Vos van Oostermeer, die zeer veel voor het Christelijk onderwijs in de Wâlden heeft gedaan, hield de installatierede. Er waren 60 leerlingen, toen de school werd geopend.
Financiële moeilijkheden waren er wel na bet gezegende begin, want de school moest meermalen worden vergroot en er moest ook meer personeel komen, al maakte men toentertijd veel gebruik van kwekelingen. Op de lijst van gevers voor de Christelijke school komen ook de namen van Groen van Prinsterer en Dr.Kuyper voor. Vooral Meester Lub bezat de gave van bedelen, welk handwerk hij in de vacantie vaak uitoefende.
Deze Meester Lub, die de heer Dehn opvolgde, heeft grote bekendheid verworven in Garijp en in heel de omtrek. Hij was een singulier man en groot is het aantal anecdoten over hem nog vandaag de dag in omloop. Hij was eerst werkzaam bij het Openbaar onderwijs te Enkhuizen, maar hij kwam er in moeilijkheden, toen hij in de klas bad. De moderne predikant en de kantonrechter kwamen expres op school, om dit gebed aan te horen en een paar dagen later werd hij bij de kantonrechter geroepen, die de eis stelde: van Christus zwijgen of ontslag. Wanneer Lub geen keus deed, zou hij procesverbaal laten opmaken. Lub kon de kantonrechter gerust stellen. Want hij had zo goed als zeker de benoeming tot hoofd van een op te richten Christelijke school. Wel schrok de kantonrechter, want hij had van de snode plannen om een Christelijke school te Enkhuizen te stichten, nog niet gehoord. Lub werd inderdaad Hoofd van de nieuwe school en hij bekleedde die functie, toen een deputatie uit Garijp verscheen, om hem te "beroepen".
We laten hem zelf even aan 't woord: "Op zekeren morgen kreeg ik geheel onverwacht bezoek van drie heren uit Garijp. Het was het Hoofd der school en twee bestuursleden. Een hunner was gehoed (bedoeld zal zijn hooggehoed) en droeg een korte broek, die de knapen 's middags tot vreugde stemde, want ze zeiden: "Da's zeker een afgescheiden dominee". (Het was geen afgescheiden dominee, maar Jan Binnes Wymenga). De heren bleven de gehele schooltijd en maakten mij toen bekend, dat ze mij beriepen als Hoofd der school te Garijp op een salaris van f 800 plus f 25 voor de opleiding van twee kwekelingen plus vrije woning".
En van ziin eerste bezoek schrijft hij: "Ik had beloofd, zelf naar Garijp te komen, om "de plaats te bezien". Een lid des Bestuurs haalde mij van het naaste station (Veenwouden?) en na verloop van een uur kwamen wij langs de mulle zandweg, die toen nog midden door Garijp kronkelde, in het dorpsken. Och man, op een zandweg in een sjees, elk ogenblik dreigde een buiteling. Met horten en stoten arriveerden wij eindelijk aan de woning van een aannemer, waar ik zou logeren. Ik werd ontvangen als een engel en voor de rechten van de mens was flink gezorgd. De volgende dag ging ik de school bezien, maakte kennis met de leerlingen en de beide kwekelingen en met onderscheidene personen, die mij kwamen bezoeken. Krekt als een dominee".
Het beroep werd aangenomen en zo werd Meester Lub in het Jaar 1866 Hoofd te Garijp. De school kwam tot bloei. Er moest een lokaal bij worden gebouwd, de eerste "onderwijzer van bijstand" deed zijn intrede. Behalve het schoolwerk had hij de zorg voor de opleiding van kwekelingen en de twee eersten, die hij klaarstoomde, waren Roel H. Walda en W.J.Veltman. Later werden er normaallessen gegeven door de hoofden van Garijp en omgeving. Na 7 jaar vertrok Meester Lub naar Oldebroek en voor hem kwam in de plaats P.de Mol-Moncourt, die heel het Christelijk onderwijs diende door zijn leerboekjes voor de Christelijke scholen. Tijdens hem was de financiële toestand weer penibel en het kwam zelfs zover, dat de schoolbestuursleden beurtelings de onderwijzer in de kost namen, omdat er niet voldoende geld was voor zijn salaris. Na de heer Mol-Moncourt was de heer S. K. van der Veen werkzaam, terwijl ook tijdelijk Jan Durks de Vries het hoofdschap waarnam bijgestaan door de kwekeling Jan J. Bouma. Voor de Bergumers en de mensen van Suawoude heel bekende namen. Maar dan komt in 1885 Meester Lub terug en tot 1909 heeft hij opnieuw aan het hoofd van de Christelijke school te Garijp gestaan.
Tijdens deze tweede bewindsperiode werd een nieuwe school gebouwd met 6 lokalen(!!), waarvan de eerste steen door Meester Lub werd gelegd. In 1909 ging Lub hen, wat nog al moeilijkheden veroorzaakte. Het Bestuur achtte zijn tijd gekomen, maar hij zelf meende, dat hij nog wel een tijdje meekon en hij had vooral onder de kleine luiden van de Suameerder heide veel aanhangers. Het leidde zelfs tot relletjes en bij Ds. Rullmann sneuvelen de ruiten. Maar de rust keerde weer en Lub is temidden van zijn volk blijven wonen, ook nadat hij gepensioneerd. was. De 17de November 1922 is hij te Garijp, onder zeer grote belangstelling, zoals de geijkte term luidt, begraven en niet op de wijze, die hij zelf zo vaak uit de rondedans van Bilderdijk citeerde.
Een singulier man in alles, die zei en dikwijls ook zeggen kon, wat een ander kwalijk zou zijn genomen, een man vol humor en ook een ernstige prediker. Hoe heeft hij b.v. te Eernewoude en Wartena geëvangeliseerd! Op zijn grafsteen staat: De Here heeft alles welgemaakt. Ook de bitterheid was weggenomen.
Zijn opvolger was de heer L.Kuil. Daarna kwam J. L. Veerman van Wommels, die na drie jaar op nog vrij jonge leeftijd in Garijp is overleden. De heer B. Visser stond van 1917 tot 1940 aan het hoofd van de school. Op politiek gebied was hij heel goed bij en tijdens de bezetting. toen hij In Bergum woonde als "rustend hoofd", fietste hij heel de Wouden door, om overal aan te sporen tot een principiële houding. Meester Faber nam de teugels van Visser over en thans staat de school onder leiding van de heer H. Mulder, die met een hele staf van personeel een kleine 300 leerlingen onderwijst.
Maar behalve de lange rij van onderwijzers en onderwijzeressen, die 't Christelijk onderwijs te Garijp hebben gediend moeten ook niet vergeten worden de bestuursleden, die zich vooral in de tijd, dat de financiën zo "krap" waren, zoveel tijd en zorg aan de school hebben besteed. Het is onmogelijk alle namen te noemen, maar een uitzondering mag ik wel maken voor de zeven Wymenga's, die in het bestuur hebben gezeten, A.H.Kooistra, die 30 jaar voorzitter was van de oprichtino af, K. Boersma, die lang secretaris-penningmeester was en die de notulenboeken met vele "gedichten" heeft verrijkt.
Over de school was ik wat uitvoeriger dan gewoonlijk, maar Garijp bekleedt in dit opzicht ook een vooraanstaande plaats en het heeft Lub gehad, de man die "yn ien sike skrieme en laitsje koe". Over hem leze men maar eens: Van toen wij nog in tenten woonden.

 

Een beetje economie
Ruim 100 jaar geleden woonden er in Garijp 530 mensen. Dat aantal is nu boven de 2000. Een flinke vooruitgang dus. De bouw is praktisch geheel verdwenen. Voorheen was vooral de hoge grond naar de kant van Suameer in gebruik als bouwland en dit leverde rogge, boekweit, haver, erwten, aardappelen en rapen, terwijl de Garypster beantsjes heel bekend waren. Ook cichorei werd er geteeld en het dorp had een branderij. Dit alles is vrijwel geheel verdwenen. Ook de zandrug is nu weiland terwijl de lage veengebieden en tal van plassen zijn ingepolderd en tevens als greide in gebruik zijn genomen. De veenderij en ook de visserij behoren tot het verleden. Veenhuizen herinnert nog aan die tijd, toen daar tal van klinten stonden. Vroeger stond een groot deel van de omgeving onder water en eerst laat in de zomer werden de blaugerzen gemaaid. Dan zag men in Juli of Augustus overal de tenten van de "mieren" en 's avonds waren er in de wijde omtrek de vuurtjes van de maaiers te zien, die op het veld overnachtten.
Garijp heeft in 1893 een coöperatieve zuivelfabriek gekregen. De mulle zandweg loopt niet meer als in de dagen dat Lub kwam, door het dorp, maar er zijn goede verbindingswegen met Wartena, Suameer en Garijp en de tijden, dat men naar Suameer naar de tram moest lopen, zijn ook voorbij. De N.T.M. zorgt met de bekende bussen voor de verbindingen met Leeuwarden en Drachten.
De meeste bedrijven zijn klein of middelgroot.
In de oorlogsjaren was Garijp, evenals Suawoude een toevlucht voor velen. Wat zijn er een Joden en andere onderduikers ondergebracht en in sommige gezinnen waren maar even twee piloten tegelijk. Wonder boven wonder heeft al dit verzetswerk geen slachtoffers gekost. In dit opzicht is Garijp er heel goed afgekomen. Zelfs de klok is teruggekeerd en hangt weer in de toren, die in 1833 met de kerk is gebouwd in de plaats van de oude tufstenen uit de Middeleeuwen, die aan Petrus was gewijd. Die klok dateert van 1628. Een oudere en grotere zus (of is het broer?) is indertijd verkocht en hangt nu in de toren van Bedsted in Sleeswijk.
En hier moet ik dan beslist eindigen, wil ik geen ruzie met de redactie krijgen. Mijn hartelijke dank aan de heer J.Benedictus en niet minder aan zijn vrouw voor de knipsels en het gedenkboekje van de Chr. school, geschreven door wln. de heer B.Visser, en verder aan de heer Kloosterman met zijn herinneringen en aan ds. Van der Meulen voor zijn mededelingen.

 

totop